Na deze grandioze misrekening heeft men, vermoedelijk in het midden van de 15de eeuw, een geheel nieuw en heel wat eenvoudiger plan gemaakt. Dit voorzag in een schip met dubbele zijbeuken en aanvankelijk ook nog in de bouw van een nieuwe toren, meer westwaarts van de oude gelegen (figuur e).
Deze verbouwing moet jaren en jaren hebben geduurd. Niet alleen zullen de kerkmeesters krap in het geld hebben gezeten door het falen van de reeds beschreven plannen, maar in de tweede helft van de 15de eeuw begint ook de economische teruggang van Kampen. Uit bouwkundige gegevens valt af te leiden, dat men eerst begonnen is met de verhoging van het dwarsschip, daarna werd het middenschip op zijn tegenwoordige hoogte gebracht en tenslotte nam men de geprojecteerde zijbeuken onder handen. In de breedte bleef het middenschip de geringe afmetingen van het schip van de voormalige hallenkerk behouden.
Duidelijk komt bij dit alles uit, dat de tijden voor de stad slechter werden, men betrachtte een grote zuinigheid en alles wat nog uit voorafgaande perioden bruikbaar was, werd gehandhaafd. Zo verwerkte men in de tufstenen bekleding veel afvalmateriaal.
Verder werd er blijkbaar naar gestreefd de verbouwde gedeelten zo spoedig mogelijk onder de kap te brengen en eerst daarna de gewelven te construeren. Ter Kuile vraagt zich zelfs af, of het aanvankelijk wel de bedoeling is geweest het middenschip te overwelven! In dit verband is het wellicht interessant te vermelden, dat eerst in 1542 Cornelis de Maler een som geld uitbetaald kreeg voor het aanbrengen van 32 “paericken of blomen in het lege gewulfte”, 37 “blornen in het koer” en 13 “blomen van id grote orgel af”. Zo laat heeft de beschildering van de gewelven pas plaats gevonden!
Ook het dichtmaken van het dak moet lang hebben geduurd. Nog in 1480 waren drie schepen uit Duitsland op weg naar Kampen, die onder meer een groot aantal leien vervoerden, bestemd voor de nieuwe librarie en het kerkdak.
Naarmate delen van de kerk in gebruik genomen konden worden, nam ook het aantal altaren toe. Omstreeks 1500 was dit getal aangegroeid tot zestien en we mogen wel aannemen, dat toen de oude Sint Nicolaas vrijwel was voltooid en haar tegenwoordige vorm had gekregen: een vijfbeukige bakstenen basiliek die duidelijk de invloed van de Nederrijnse gotiek verraadt. Wel was de toren toen nog aan drie zijden omsloten.
Van alle luister uit haar katholieke tijd, vindt men tegenwoordig vrijwel niets meer terug; na 1580 kreeg haar interieur een typisch Protestants karakter, wat haar architectonische schoonheid misschien nog beter dan vroeger doet uitkomen.
Tijdens de jongste restauratie heeft men, door gebruik te maken van vaak summiere aanwijzingen, getracht zoveel mogelijk de kerk in haar oude toestand terug te brengen. Besproken is reeds het herstel van de voormalige librarie of tresorkamer met spiltrap, en van de balustrade aan de buitenzijde van de kapellenkrans. Daar werd ook een lelijke bakstenen bekleding, aangebracht tijdens een vroegere restauratie, weer vervangen door een mantel van tufsteen.
Het zuiderportaal werd geheel gerestaureerd, spijtig is echter dat het weinig fraaie noorderportaal, eveneens het resultaat van een minder gelukkige andere restauratie, nog in goede conditie bleek te zijn en dus zo gelaten werd.
Ook de afwerking van het inwendige van de kerk heeft van dergelijke aanwijzingen geprofiteerd. zo bleken de pijlers en bogen van het schip en het transept oorspronkelijk een zandkleur te hebben gehad, waarop witte schijnvoegen waren aangebracht. De restaurateurs hebben niet geaarzeld de zandkleur met de schijnvoegen opnieuw aan te brengen.
Uit de kerkelijke rekening van 1526-1570 blijkt, dat in 1538 Cornelis de Maler opdracht kreeg de spijlen van het koor, de toegang daartoe en de deur naar de tresorkamer vermiljoenrood te schilderen. Deze interessante kleur vindt men weer op de spijlen van het binnenkoor terug.
Ook het prachtige Renaissance-koorhek, waarvoor in 1550 de rijke weduwe Weyme van der Straten geld naliet, is zo goed mogelijk in zijn oude toestand teruggebracht. De voorzijde is onder meer versierd met fraaie kopjes die Christus, de vier Evangelisten en Mozes voorstellen. De koorzijde is helaas nogal beschadigd, daar zijn alle hoofden op één na afgeslagen. Waarschijnlijk stelden zij heiligen voor, en die afbeeldingen waren na 1580 een gruwel in de ogen der predikanten!
Uit ‘Bovenkerk Kampen’ – Dr. C.N. Fehrmann, G. Woning en W.H. Zwart (1978). Met toestemming overgenomen van de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente te Kampen.