De periode van 1788-90 waarin Schnitger en Freytag aan het orgel werkte is onder te verdelen in:
Plan voor uitbreiding (1786)
Tot 1785 had Hinsz het onderhoud van het orgel. Hiertoe moest hij twee maal per jaar naar Kampen komen. Als vergoeding ontving hij van 1744 tot 1753 75 gulden per jaar, in 1754 en 1755 100 gulden en van 1766 tot 1785 113 gulden en 10 stuivers. In 1786 ontstond een plan om het orgel in de Bovenkerk met een vrij Pedaal uit te breiden. Vermoedelijk hing een en ander samen met de omstandigheid dat beroemde organisten als Abt Vogler, N.A. Knock en J.G. Nicolai (organist van de Grote Kerk te Zwolle) kort tevoren het orgel hadden bespeeld. Alle drie hadden zij de opvatting verkondigd dat het zeer gewenst was dat het orgel zou worden voorzien van een vrij Pedaal, “waardoor dit Orgel zou kunnen gebragt worden tot dien trap van volmaaktheid, dat het voor geene der meest beroemde Orgelen in dit Gemeenebest zou behoeve te wyken”.
Bestek van Schnitger en Freytag (1788)
Op 5 augustus 1788 werd met de orgelmakers EC. Schnitger jr. en H.H. Freytag te Groningen een bestek opgemaakt. Schnitger, de stiefzoon van Hinsz en Freytag, Hinsz’ meesterknecht, hadden het bedrijf van Hinsz na diens overlijden in 1785 als compagnons overgenomen. Daarbij dreef de zaak vooral op de kwaliteiten van Freytag. Schnitger jr. heeft nooit bekend gestaan als een gerenommeerd orgelmaker. In het bestek werden de volgende werkzaamheden beschreven:
- Voor het nieuw aan te brengen Pedaal, zou een nieuwe sleepwindlade worden gemaakt met daarop de volgende stemmen:
– Subbas 16′ (het eerste octaaf van hout).
– Octaaf 8′
– Gedakt 8′
– Octaaf 4′
– Roerquint 6′
– Bazuin 16′
– Trompet 8′
– Comet 4′ - Er zou een pedaalklavier van 27 toetsen (C – d’) komen.
- De windkanalen van het Rugpositief zouden worden verlegd en de afsluiting en tremulant zouden worden verplaatst.
- Manuaal en Pedaal zouden worden gekoppeld.
- Er zou een extra-ventiel of -afsluiting komen.
- Ter verbetering van het gehele werk zou op het Rugwerk een nieuw register Fagot 16′ worden geplaatst in plaats van de Dulciaan 8′.
- De Dulciaan 8′ zou vervolgens worden geplaatst op een Borstwerklade, die gekoppeld kon worden aan het Bovenklavier.
- Het “oude werk” zou worden schoongemaakt.
- De kosten zouden 2.900 gulden bedragen.
Op 16 augustus 1788 werd het bestek goedgekeurd door J.W. Lustig, organist van de Martinikerk te Groningen. In de periode dat het orgel van de Bovenkerk wegens de verbouwing niet kon worden bespeeld, werd, tot vermaak van de burgerij, eenmaal per week het orgel in de Broederkerk bespeeld door de organist van de Bovenkerk, Cornelis Buys.
Ingebruikname (1790)
Op 27 januari 1790 werd het orgel in gebruik genomen met een rede door ds. J. Tichier over Psalm 2 vers 11, waarin de heersers der aarde werden opgeroepen God met ontzag te dienen. Tichler, die in het nabije verleden patriottische sympathieën had getoond, zal daarbij vooral hebben gedacht aan de Kamper magistraat, die beslist bij deze ingebruikneming aanwezig zal zijn geweest. Het orgel werd bespeeld door Cornelis Buys. Volgens een bericht in de Boekzaal had Hinsz in 1743 al rekening gehouden met de aanleg van een vrij pedaal door daarvoor ruimte in de kast te reserveren.
Verder blijkt uit het bericht dat Schnitger en Freytag buiten het bestek, naast de Dulciaan 8′ op de Borstwerklade de volgende registers hadden aangebracht:
- Zeer lieflijk Gedakt 8′ (gehalveerd)
- Fluit 4′ (gehalveerd)
- Woudfluit 2′
Na de algehele vernieuwing van het orgel door Hinsz in 1741-1744 en de uitbreiding ervan met vrij Pedaal en Borstwerk door Schnitger en Freytag in 1788-1790, werd het orgel in de Bovenkerk in Kampen één van de mooiste instrumenten in Nederland. Met zijn prachtig beeldhouwwerk met versierde kast, de evenwichtige werkopbouw, een rijke bezetting van 46 sprekende stemmen, verdeeld over 3 klavieren en een vrij Pedaal, kon het orgel wedijveren met andere orgels in Nederland, in steden van grotere importantie dan Kampen.
Zie ook de informatie over de dispositie in 1790 op de pagina ‘Speeltafel en dispositie‘.