Stellig houdt de bouw van wat eens de oudste kerk van de stad is geweest, nauw verband met de opkomst van de nederzetting zelf, die eerst in het jaar 1227 onder de naam Kampen in de geschiedenis opduikt.
Over de wordingsgeschiedenis van Kampen is niets met zekerheid bekend. Mogelijk is het een kolonisatiestad geweest, dat wil zeggen bewust gesticht door kooplui die van elders kwamen. In dit verband wordt wel eens gedacht aan Friese handelaren die, door overstromingen uit hun oorspronkelijke woongebieden verdreven, hier op de linkeroever van de IJssel, waar deze rivier zo nabij in de Zuiderzee uitmondde, een nieuw handelscentrum zouden hebben gesticht. Maar, zoals uit dit verhaal zal blijken, kunnen het ook kooplieden uit de hogerop gelegen Rijnstreek zijn geweest. Dit alles zou dan in de 12de eeuw zijn geschied. Maar daarvóór was deze streek zeker al bewoond en er zijn aanwijzingen dat die oorspronkelijke bevolking nog kerkte in het naburige Wilsum, op de rechteroever van de rivier gelegen.
Toen Kampen een nederzetting van enige betekenis werd, zal de behoefte aan een eigen bedehuis zijn ontstaan. Dit moet een aantal jaren vóór 1236 zijn gebouwd, want we weten, dat hier in dit jaar al een pastoor woonde die voorgangers had. Het zijn de overblijfselen van deze kerk die men tijdens de jongste restauratie door ontgravingen in het dwarsschip van de huidige kerk ontdekte. Die restanten van dat alleroudste kerkgebouw, bleken echter zo gering te zijn, dat een reconstructie van het geheel onmogelijk was. Slechts de fundamenten van het koor werden teruggevonden. Maar deze waren toch interessant genoeg om enige conclusies omtrent de vermoedelijke vorm van het bouwwerk te kunnen trekken.
Op de plek, waar zich nu de Bovenkerk bevindt, moet eens een romaanse kerk hebben gestaan: een betrekkelijk gedrongen bouwwerk met dikke muren en kleine, van boven halfronde vensters. Als bouwmateriaal werd hoofdzakelijk turfsteen gebruikt, dat uit Duitsland was aangevoerd. Zij zal door particuliere personen zijn gesticht. Wanneer deze kerk – naar haar koor te oordelen reeds opmerkelijk groot – werd gesticht, weten we natuurlijk niet precies. Ter Kuile vermoedt eind 12de, begin 13de eeuw. Ook is onbekend, of zij destijds reeds gewijd was aan Sint Nicolaas, de patroonheilige van kooplui en zeevarenden. lndien Kampen inderdaad een kolonie stad is geweest, dan stellig wel.
De teruggevonden fundamenten van deze romaanse kerk wijze erop, dat haar koor een interessante vorm gehad moet hebben. Het bestond uit een drietal absiden, nisvormige sluitingen, die tezamen een klaverblad vormden. (figuur a).
Dergelijke opmerkelijke koorpartijen treffen we ook bij enige oude Keulse kerken aan, onder andere bij de St.-Apostelan. Het klaverblad-achtige koor van deze kerk werd gebouwd na 1192, dus juist in de periode waarin, naar ter Kuile vermoedt, de romaanse kerk in onze stad werd gebouwd. De vraag rijst dan ook, of de ontwerper van Kampens oudste kerk wellicht afkomstig was uit de omgeving van Keulen. Heeft die man, gewend aan een vastere ondergrond, zich daarom zo verkeken, toen hij besloot te Kampen een kerk te bouwen op een voor dit doel feitelijk totaal ongeschikte ondergrond van slappe veen- en kleilagen? Het blijft natuurlijk allemaal giswerk.
Het bestuderen van deze fundamenten leverde nog meer bijzonderheden op. Zo moeten de zijabsiden van dit koor aanzienlijk groter zijn geweest dan de middenpartij. Hun straal overtreft die van de middenabside met op z’n minst een halve meter. Ook bleek de merkwaardig gaaf gebleven vloer van deze middenabside ongeveer 50 cm hoger te liggen dan die van de zijsluitingen. Tevens trof men in haar midden traptreden aan die leidden naar een omvangrijk, boven de vloer opreizend blok. Zonder twijfel moet daar op eens het altaar hebben gestaan. En precies in het midden van deze traptreden, ontdekte men een kleine ronde put. Het benedenste gedeelte bleek van hout te zijn en stak ongeveer 80 cm diep, het bovenste stuk was daarentegen van tufsteen gemaakt.
Nu is het wel waar, dat in de vroege middeleeuwen zendelingen kerkjes gebouwd hebben op plaatsen die door de Germanen werden vereerd, omdat zij daar bovennatuurlijke krachten vermoedden. Dit konden bomen zijn, maar ook bronnen. Het is echter uitgesloten, dat Kampens oudste kerk boven zo’n heilige bron van de Germanen is gebouwd, want van een echte bron is hier geen sprake.
Aangetoond kon worden, dat in de 12de eeuw de bodem van dit putje nauwelijks tot het grondwater reikte. Wij zullen hier te maken hebben met een zogenaamde piscina die dienst deed bij het. reinigen van het kerkelijk vaatwerk.
Vroeger heeft men wel gedacht, dat de Kamper Sint Nicolaas, en dus ook haar voorgangsters, direct op zand zou zijn gebouwd. Uit het bodemonderzoek bleek dit geheel onjuist te zijn. De ondergrond bestaat uit slappe veen- en kleigrond, zand treft men eerst op een diepte van een meter of acht aan. Het was dus wel een waagstuk een groot gebouw op een dergelijke plek neer te zetten. Dit moeten de bouwers van deze romaanse kerk ook ondervonden hebben; zij meenden het probleem te kunnen oplossen door de fundamenten van het koor te doen rusten op een bed van kleine veldkeien waaronder een houtfundering was aangebracht, bestaande uit kleine, betrekkelijk dunne palen, waarover kespen.
Zoals reeds werd gezegd, zijn alleen de fundamenten van het koor – dat vermoedelijk een witte bepleistering heeft gehad – teruggevonden en daardoor was een reconstructie van het gehele gebouw onmogelijk. Zo weten wij niet, of het een crypte heeft gehad of een toren. Maar, naar de afmetingen van het koor te oordelen, moet deze romaanse kerk behoorlijk groot zijn geweest, en dit houdt in, dat Kampen al in de tweede helft van de 12de eeuw een nederzetting van betekenis moet zijn geweest. Voor de historici een grote verrassing, vooral wanneer men bedenkt dat de naam van de stad eerst in 1227 in de geschiedenis opduikt en dan nog maar zeer terloops!
Uit ‘Bovenkerk Kampen’ – Dr. C.N. Fehrmann, G. Woning en W.H. Zwart (1978). Met toestemming overgenomen van de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente te Kampen.