Van 1694-1712 werden wijzigingen en onderhoud uitgevoerd door Johan Duyschot. Op 24 juni 1694 werd er een contract afgesloten met de orgelmaker Johan Duyschot.
Duyschot, die het orgel onderzocht, constateerde een groot aantal gebreken. In het verslag van zijn onderzoek wees hij op gebreken als te kleine en defecte blaasbalgen, stomme pijpen, “lamme” registertrekkers, een te kleine bovenwerklade en een slecht gemaakte Trompet. Zijn conclusie was dat “hetselve orgel seer ontstelt en met seer veel fouten omhangen” was en “buijten staat om met goede bequamhijt gebruijckt te konnen worden.”
Voor de reparatie zou Duyschot 315 gulden ontvangen. De overeenkomst met Duyschot roept twee vragen op. De eerste is of Duyschot bij zijn restauratie kantslepen heeft gemaakt (in de werkomschrijving is sprake van de zeer dicht opeenstaande pijpen in het “bovensekreet” waarvoor meer ruimte zou worden geschapen). De tweede wie de Trompet 16′ gemaakt heeft waarvan de houten lepels door Duyschot vervangen zouden worden door koperen. In de omschrijving uit 1670 komt deze Trompet nog niet voor. Het zou een toevoeging uit 1686-87 kunnen zijn.
Blijkbaar werkte Duyschot tot tevredenheid, want op 29 juni 1696 besloot de magistraat om hem het onderhoud aan de Kamper orgels te gunnen voor 36 gulden per jaar. Wellicht bleef Duyschot de Kamper orgels onderhouden tot 1712, toen het onderhoud voor 20 gulden per jaar werd gegund aan organist en orgelmaker Joost Dirck Jalinck uit Deventer. Vermoedelijk lagen aan deze overstap vooral financiële redenen ten grondslag.
Uit ‘Orgels en organisten in Kampen’ – W.D. van der Kleij en W.H. Zwart (1995). Met toestemming van uitgeverij IJsselacademie uit Kampen overgenomen. Het boek is nog te koop o.a. via hun website: www.ijsselacademie.nl.